ROTTERDAM - Het geestige (en nog meer: het scherpzinnige) van Multatuli's Woutertje Pieterse zit niet in de handlingen, maar vooral in zijn taalgebruik. Daarvan gaat veel verloren in de gelijknamige opera van Konrad Boehmer, die het afgelopen weekeinde voor een keurig maar lauw reagerend publiek zijn wereldpremière beleefde in de Rotterdamse Schouwburg.
Boehmer stelde zelf de tekst samen, en componeerde de muziek op uitnodiging van het Multatuli-Genootschap. Door een belangrijke rol te verlenen aan een slechts bij vlagen half zingende verteller (Carel Alphenaar) poogde Boehmer zowel de geestigheid van de originele tekst te handhaven als de verstaanbaarheid van de handelingen in de hand te werpen. Dit bleek in de praktijk volstrekt overbodig. De korte inhoud in het programmaboekje is zo duidelijk als wat. De toneelbeelden spreken voor zich. Mooi decor Mirjam Grote Gansey ontwierp een mooi ogend en doeltreffend decor in de vorm van horizontale en verticale lijnen door elkaar, die de hoge Amsterdamse huizen moesten suggereren. Achter deze doorzichtige 'muur' bevonden zich trappen en plateaus die de diverse huiskamers van de familie Pieterse of Kopperlith voorstelden. Sober en duidelijk, alleen was het jammer dat dit in het tweede bedrijf niet veranderde. Behalve Wouter - in geel - was iedereen van de burgerlijke personages in het zwart gekleed met meestal bizarre pruiken op het hoofd. De Hallemannetjes "die zo bijzonder fatsoenlijk waren", waren zelfs voorzien van een soort punk-kapsel. Over het algemeen bood de regie van Paul Vermeulen Windsant een aardig beeld, al zaten er ook wat clichés bij, zoals de voorbijgangers die om de beurt langs het toneel wandelen. Clichématig Ook enigszins clichématig kwam de Romeinse gladiator over, die telkens als er sprake is van Wouters romanheld Glorioso, weer als standbeeld verschijnt. Rest nog Boehmers muziek voor deze volksopera. Tsja... Moeten we hier een dicussie aangaan over wat goede muziek is? Mijn probleem met Boehmers muziek is dat zij volstrekt niets zegt. De derde minuut is gelijk aan de vijfenzestigste minuut, of elk ander moment. Heel veel noten bevolken Boehmers partituur. Die nootjes worden in stoten, fragmenten uit de orkestbak geslingerd. Er lijkt geen ontwikkeling in de muziek te zitten, en het gebruik van stijlcitaten overtuigt niet. Het lijkt niet alleen misplaatst maar ook voor de hand liggend om in de korte kroegscène de dans van Bizets Carmen te gebruiken, of heel even Aan de Amsterdamse grachten te laten brullen. Eigentijds Bovendien, waarom is het Roverslied van Wouter ook in citaatstijl? Is het dramaturgisch juist niet beter om deze eigenzinnige jongen, die voor de vrijheid van mens en kunstenaar staat, een eigentijds thema mee te geven, een soort credo van de componist. Boehmers Woutertje Pieterse kent verder geen uitgesproken vocale lijnen. De diverse vocale partijen van onder anderen Wouter (Bert Luttjeboer), Juffrouw Pieterse (de te veel jengelende stem van Marianne Blok), Juffrouw Laps (Karstien Hovingh) of Amalia (goed zingende Ellen van Lier) onderscheidden zich niet van elkaar in karakter. Het Rotterdams Philharmonisch Orkest (in kleinere bezetting) onder leiding van Lucas Vis, kon de zwakke indruk van deze opera niet wegnemen ondanks de inzet van dirigent en musici. |