Woutertje Pieterse oppervlakkige opera


De Telegraaf 6 juni 1988
Thiemo Wind

 

In de winkel waar Woutertje ging werken verhuurden ze vieze boekjes. "Niet die van Maarten 't Hart, want zo'n slechte smaal had men toen nog niet." Een grapje van Konrad Boehmer. Het publiek reageerde lauwtjes. Het deed de hele avond niet anders.
 
De oppervlakkigheid die de opera 'Woutertje Pieterse' van Konrad Boehmer kenmerkt, zorgde voor even oppervlakkige reacties bij het publiek. Een première-stemming heerste er niet, zaterdagavond in de Rotterdamse Stadsschouwburg. Er waren na de pauze wat meer lege stoelen dan ervoor, maar niet veel. Vrijwel iedereen zat de voorstelling netjes uit, applaudiseerde plichtmatig en vertrok. Bravo noch boe, vlees noch vis, kraak noch smaak.
 
Het is blijkbaar heel moeilijk om een opera over negentiende-eeuwse kleinburgerlijkheid op smaakmakende wijze te presenteren. Een even groot probleem is dat Multatuli's boek Woutertje Pieterse, dat aan de opera ten grondslag ligt, geen doorlopend verhaal is. Het gaat om een reeks taferelen of ideeën, die door Boehmer als zodanig aaneengeregen zijn.
 
Muziektheater
Dramatische ontwikkeling is er nauwelijks, een verdeling in twee bedrijven wordt alleen gerechtvaardigd door de behoefte aan een kop koffie. Woutertje Pieterse is net geen opera, net geen musical, net geen volkstoneel, net geen theater van de lach, net geen Herman van Veen. Volgens de componist, die tevens het libretto schreef, gaat het om muziektheater. Helaas is het een onduidelijk soort, te weinig eenduidig en daardoor te oppervlakkig.
 
Dat gebrek aan diepte geldt ook de regie van Paul Vemeulen Windsant. In een reusachtig skelet van loze raam- en deurkozijnen, gevuld met een trapje hier en een vlondertje daar, huppelen wat in het zwart geklede breistertjes en babbelkousjes rond zonder dat de gecreëerde ruimte ooit echt vindingrijk gebruikt wordt. De hele avond naar zwarte marionetten en een slecht geëxploiteerd decor kijken is niet echt een boeiende bezigheid. Wat hiervan overblijft op de televisie - de NOS zal de opera via het derde net uitzenden - is zeer de vraag. Wel heel suggestief is de belichting, die het bezit van een kleurentelevisie niet tot een overbodige luxe maakt.
 
De vondsten in deze opera balanceren nogal eens op de grens van het platvloerse à la Benny Hill. Meester Pennewip heeft een pruik die plots in het rond begint te tollen. Als idee voor een nieuwe reclame voor Duracel-batterijen is het misschien aardig. Juffrouw Laps draagt het haar als een goed doorvoede penis op het hoofd. Dat is ook wat platvloers, maar tenslotte is zij degene die Woutertje Pieterse onzedelijk gaat betasten onder zijn nachthemd.
 
Boehmers muziek is heel beeldend, maar niet zo sterk dat zij de voorstelling kan redden. Boehmer is een meester in het muzikaal ondersteunen van duidelijk herkenbare situaties, zoals de dronkenschap van de dominee. Natuurlijk kan een opera over het kleinburgerlijke niet zonder de Amsterdamse grachten, het Wilhelmus, vaderlandlievende liederen en Psalm zoveel. Dat mag tegenwoordig. De manier waarop Boehmer deze ironisch bedoelde muziek telkens laat ontsporen, brengt Multatuli's bijtende spot echter niet dichterbij.
 
De vocale verrichtingen waren van hoog niveau. Carel Aplhenaar was een uitstekende verteller, Bert Luttjeboer was een Woutertje Pieterse uit één stuk en Marianne Blok bleek geknipt te zijn voor de rol van juffrouw Pieterse. Tenslotte mag Ellen van Lier niet onvermeld blijven, die vier rollen voor haar rekening van en als Fancy een prachtige vocalise zong. Het Rotterdams Philharmonisch Orkest leverde, onder leiding van Lucas Vis een feilloos instrumentaal aandeel en werd geholpen door de goede akoestiek van de splinternieuwe Rotterdamse Schouwburg.

[ Terug ]